EEN TERRAS IN NATUURSTEEN

TEGELS

Wie voor een natuursteen terras gaat, kiest vaak tegels. Qua dikte is een terrastegel van 2 cm voldoende – voor leisteen volstaat 1,5 cm. In vorstgevoelige gebieden is een dikkere tegel (ongeveer 3 cm) meer opportuun.

KLINKERS

Ook natuursteen klinkers behoren tot de mogelijkheden. Qua formaten en legverbanden (halfsteen, keper, wild ...) zijn er over het algemeen dezelfde opties als bij betonklinkers.

KASSEIEN

Wil je echt een authentieke uitstraling aan je terras geven, dan kan je ook kiezen voor kasseien. De meest gebruikte soort voor kasseien is Belgische porfier met zijn typische blauwgrijze kleur. Daarnaast is het lichtgrijze Belgisch Gres ook een gegeerde optie, alsook basalt. Kasseien bestaan grosso modo in 3 uitvoeringen:

• platines: platte kasseien die in grote vlakken en verschillende patronen gelegd kunnen worden;
• mozaïekkasseien: deze zijn kleiner van formaat dan platines en worden in een cirkelvormig patroon aangelegd;
• boerenkasseien: zoals de naam verklapt, geven deze ruwe stenen een meer landelijke look, hier worden ze in wildverband gelegd.

AFWERKING

Qua afwerking heb je voor een terras in natuursteen ook verschillende opties: van ruw en onregelmatig tot glad en gepolijst.

Gepolijst natuursteen wordt meer gebruikt voor binnentoepassingen, terwijl voor buiten een ruwer oppervlak beter is om slipvastheid te garanderen. Het natuursteen kan daarvoor worden gezandstraald, getrommeld, gehamerd of gevlamd.

Voorts kan je qua formaat gaan voor gewone vierkante of rechthoekige tegels, maar ook een ‘gebroken’ terras behoort tot de mogelijkheden.

FUNDERING

Voor een natuursteen terras is een diepere fundering noodzakelijk dan bij beton. Die moet onder de vorstlijn komen, en die is doorgaans 40 cm diep - de opbouwhoogte van je funderingen wordt echter mede bepaald door je ondergrond en de belasting die er op komt. Uiteraard moet je fundering ook waterdoorlatend genoeg zijn.

BETONNEN FUNDERING

Een uitgeharde betonnen onderlaag kan, maar is niet aangeraden. De geringe poreusheid en vooral de grotere krimp kan ervoor zorgen dat natuursteentegels kunnen barsten. Kan je niet anders? Dan breng je eerst een drainagemat aan en een gewapende dekvloer van minimaal 5 cm dik, of een stabilisélaag met een straatlaag van chape waarop de mortel- of lijmlaag terechtkomt. Daarop breng je uiteindelijk de tegels, kasseien of klinkers aan.

VOLLE GROND

Op volle grond breng je eerst een onderfundering aan met betonpuin of korrelbeton. Daarop komt eventueel een drainagemat aan om het water af te voeren. Daarop leg je een stabilisélaag. Bovenop de stabilisélaag komt nog een straatlaag met chape. Op die chapelaag komt dan een legmortel of lijmlaag waarop de uiteindelijke tegels of klinkers komen.

Op dakterrassen en balkons kan je je tegels op tegeldragers laten rusten. Dat is eveneens een optie wanneer je op een betonnen onderfundering werkt.

AFBOORDING

Ook bij natuursteen voorzie je het best een afboording, net als bij beton kan je kiezen voor stenen die je plaatst of beton dat je giet.

KLINKERS EN TEGELS BEVESTIGEN

Tegels en klinkers worden aangebracht in een legmortel, of worden dubbel verlijmd. Ligt je stabilisé op een onderfundering van betonpuin? Dan komt er op een (vochtige) straatlaag van 3 cm waarin je de tegels legt. Gebruik een dikke, witte mortellijm, indien je met een drainagemat werkt. Ofwel plaats je de tegels of klinkers vol in de mortel, ofwel verlijm je ze dubbel. 

UITZETVOEGEN

Voorzie zeker uitzetvoegen om barsten te voorkomen. Natuursteen kan uitzetten door het zonlicht, of inkrimpen bij vorst of koelte. Kies daarbij voor een waterdichte, elastische bewegingsvoeg (met een vorstvrije en azijnzuurvrije kit of een bewegingsprofiel).

VOEGEN

Bij gladde oppervlakken, zoals geschuurde blauwsteen, kan je vrij dun voegen (4 tot 5 mm). Bij de meeste andere soorten zijn voegen tot 1 cm meer aangewezen. Bij natuursteen gebeurt het voegen met een voegijzer. Je kan ze niet inwassen zoals bij betontegels en -klinkers, omdat het tegen-/klinkeroppervlak vaak te ruw is en cementresten kunnen achterblijven. Werk ook niet wanneer het te koud of te warm is: tussen 5 °C en 25 °C is aangewezen.

KASSEIEN LEGGEN

Kasseien leggen is meer professionelenwerk dan tegels of klinkers. Hier begin je met een dikkere stabilisélaag van ongeveer 8 cm dik. De kasseien worden niet verlijmd, maar in een kuiltje geplaatst en ingeklopt met een kasseihamer. Daarna worden ze omgeven met een dun cement/zandmengsel dat over de kasseien wordt uitgegoten.

Met een trekker of borstel worden de voegen gevuld en uiteindelijk wordt het geheel afgespoeld. Zijn het ruwe kasseien, dan werk je beter met een voegijzer, zodat er geen cementresten achterblijven.

Kasseien mogen niet volledig belast worden tot 8 dagen nadat ze gelegd zijn.

BEHANDELEN

Je kan natuursteen impregneren om vocht en vuil beter te weren en om groenaanslag tegen te houden. Een impregnering zorgt er ook voor dat je het natuursteen gemakkelijker kan reinigen. Eens je dat doet, zal je het wel regelmatig moeten herhalen.

REINIGEN

Met een bezem veeg je het losse vuil weg. Nat reinigen doe je met warm water en een natuurlijke zeep. Vermijd zuren of schoonmaakmiddelen met chloor of azijn. Gebruik ook niet te veel zeep, want de achterblijvende vetlaag daarvan kan de natuursteen glad maken – een 1/10-verhouding is aangewezen.

Let ook op met een hogedrukreiniger; die kan de toplaag ernstig beschadigen. Gebruik een trekker en een emmer in de plaats. Er bestaan ook specifieke reinigingsmiddelen voor verschillende types natuursteen.

Dergelijke reinigers bestaan ook om vlekken en krassen te verwijderen. Vetvlekken zullen sowieso met tijd vervagen, maar ze blijven er wel lang in. Je behandelt ze toch best zo snel mogelijk.