ALLES OVER VLOERVERWARMING
Wie voor vloerverwarming kiest, haalt comfort in huis. De warmte is verspreid over de hele vloer, waardoor er geen koude vlakken zijn én de temperatuur is overal gelijk. Je kan vloerverwarming gebruiken bij nieuwbouw én renovatie. Daarbij kan je zelfs voortwerken op een bestaande vloer. Een vloerverwarmingssysteem beperkt je overigens ook niet in de keuze van afwerking. Een tegelvloer, massief parket of kliklaminaat, of een combinatie ervan, alles is mogelijk. Vloerverwarming vereist wel de nodige aandacht op het vlak van installatie. Daar gaan we even dieper op in.
HOE WERKT HET?
WAAROM VLOERVERWARMING KIEZEN?
DROOG VS NAT
AANDACHTSPUNTEN BIJ DE PLAATSING
ONDERHOUD
HOE WERKT HET?
Vloerverwarming werkt volgens een vrij eenvoudig principe. Het afgiftesysteem pompt water aan een bepaalde temperatuur en snelheid, dat vanaf een collector circuleert in flexibele buizen, die onder de vloer ingewerkt zijn.
Per circuit vertrekken er leidingen van de collector naar de desbetreffende ruimte, vanwaar ze opnieuw naar de collector lopen.

Bij de aansluiting zien de vertrekkende, opgewarmde buizen er rood uit, de terugkerende buizen met lauw water hebben een blauwe behuizing.
Doorgaans zorgt een ketel voor de opwarming, maar een warmtepomp en (pellet)kachel kunnen eveneens worden aangesloten. Via een intelligent stuursysteem kan je dan bepalen in welke delen van het huis je de vloerverwarming wél en niet wil inschakelen.
WAAROM VLOERVERWARMING KIEZEN?
Bij vloerverwarming zijn er geen verwarmingselementen zichtbaar in de diverse leefruimtes. Alles zit netjes weggewerkt onder de vloer, waardoor er meer praktische ruimte vrijkomt voor kasten of meubels.
Dé grote troef is de aangename stralingswarmte. Warme lucht stijgt. En het circulatienetwerk zit verspreid over de hele vloer. Waar je ook loopt, er zijn nergens koudevlakken en het warmtegevoel is overal hetzelfde. Bij deze manier van verwarmen is er ook weinig stofcirculatie.
Een vloerverwarming staat ook ingeschakeld op lage temperatuur. Ze haalt dit rendement omdat je telkens rondloopt in de stijgende warme lucht vanaf de vloer en er dus niet extra gestookt moet worden om de gehele ruimte te vullen. Minder stoken is minder betalen voor energie dan bij een klassiek verwarmingssysteem. Je scoort er bovendien ook extra punten mee op je EPB-aangifte.
Verder kan, maar hoeft, vloerverwarming niet gekoppeld te worden aan een thermostaat, omdat het trage elementen zijn – maar eens het warm is, blijft het ook warm.
DROOG VS NAT
NAT SYSTEEM

Bij een nat systeem worden de verwarmingsbuizen rechtstreeks in de chape weggewerkt.
Vloerverwarming in de chape heeft een lager rendement, maar kost wel minder dan een droog systeem.
OPBOUWHOOGTE: 18 – 20 CM

Dit systeem vereist een grotere opbouwhoogte dan het droge systeem en is daarom vooral interessant bij nieuwbouwprojecten. Bij de natte opbouw plaats je eerst de sanitaire en elektrische leidingen op je vloerplaat. Die wordt uitgevuld met een egalisatielaag, waarop dan een vloerisolatie komt. Pas daarop komt dan de vloerverwarming met chapelaag, waarna de afwerkingslaag – de uiteindelijke vloerkeuze – er komt te liggen.
UITZETTING EN KRIMP
Je moet verder ook rekening houden met een uitzettingsvermogen bij het opwarmen, en met krimpen bij het afkoelen van de buizen. Daarom is hier ook een wapeningsnet in de chape belangrijk.
DROOG SYSTEEM

Bij een droog systeem worden de verwarmingsbuizen in voorgevormde isolatieplaten gelegd. Hierbij liggen de buizen in aluminium of gegalvaniseerde goten, of in profiellatten. De isolatieplaten vermijden warmteverliezen naar beneden. Doordat de platen voorgevormd zijn, liggen de verwarmingsbuizen meteen op regelmatige afstanden in de vloer.
Boven op de verwarmingsbuizen komen dan metalen platen, die de warmte beter verspreiden en dus zorgen voor een kortere opwarmingstijd.
OPBOUWHOOGTE: 13 – 16 CM

Het droge systeem heeft een kleinere vereiste qua opbouwhoogte doordat de leidingen in of op de isolatie komen te liggen. Dit is ideaal bij renovatieprojecten. Bij het installeren op een verdieping hoef je geen extra isolatie aan te leggen, op de gelijkvloers echter wel, maar dan nog zit je met een kleinere opbouwhoogte dan bij een nat systeem, omdat je verwarmingsbuizen al in de isolatieplaten zitten en dus niet meer moeten worden weggewerkt. Je hebt immers een minder dikke chapelaag nodig.
VERSCHILLENDE TECHNIEKEN
Het installeren van een vloerverwarmingssysteem kent verschillende technieken.
In wezen is er geen verschil in technologie, het gaat vooral om diverse types waarbij er ofwel tijdwinst bij de plaatsing valt te halen, of er gewoonweg een makkelijkere installatie volgt in moeilijkere ruimtes. Een overzicht.
1. NETTENSYSTEEM
Een net wordt bevestigd op de folie die de scheiding maakt tussen de laag isolatie en de chape. Aan het net zelf worden de verwarmingsbuizen bevestigd.
2. RAILSYSTEEM
Indien het niet haalbaar is om de ruimte voldoende op te warmen met een circulatienetwerk in de vloer alleen, kunnen er ook nog leidingen bij gezet worden op de muren, en in uiterste nood zelfs op het plafond.
Dit zijn dan geen flexibele buizen, maar verwarmingsbuizen met een aluminium kern, zodat ze beter rechtop kunnen staan. De buizen worden dan met pluggen aan de wand bevestigd via een railsysteem waar ze in geklikt worden.
3. BEVESTIGING MET TACKERS
De verwarmingsbuizen kunnen met behulp van tackerklemmen of prikbeugels vastgezet worden. Het gaat dan om gespoten purisolatie die je eerst vlakschuurt, daarbovenop komt dan een rasterfolie te liggen. Dankzij het rasterpatroon kan je de buizen dan makkelijker op gelijke afstand van elkaar leggen.
Bij de plaatsing dient er voldoende overlap te zijn per gelegd stuk folie met het aansluitende stuk folie, zodat het raster telkens mooi doorloopt en je dus steeds een goede richtlijn hebt om de buizen te plaatsen volgens het vooropgestelde circulatieplan.
4. ISOLATIEROLSYSTEEM

Vloerisolatie én voorbedrukte rasterfolie kunnen ook in één keer worden geplaatst, doordat ze samen verwerkt zijn in één rol. De plaatser rolt ze dan laag per laag af, tot de volledige vloeroppervlakte is bedekt. Het is dan zaak om de naden tussen de isolatiebanen goed af te tapen om indringing van de ondervloer te vermijden.
De verwarmingsbuizen kunnen dan meteen geplaatst worden, eventueel ook bevestigd met tackers in de isolatielaag. Deze techniek heeft een grote plaatsingsvrijheid en is ook weinig arbeidsintensief.
5. NOPPENPLATEN
Het gaat hier om voorgevormde noppenplaten uit PE. Elke plaat is voorzien van een speciale randstrook, waardoor de platen met elkaar kunnen worden verbonden. De noppenfolie dient enkel als bevestigingsmat, er is nog steeds een onderliggende isolatielaag nodig (gespoten PU of plaatvorm).
Deze techniek is wel wat duurder, maar biedt eenideale toepassing bijwoningen met een rechthoekige vorm, omdat je vlot grote oppervlaktes kan overbruggen met deze folie. Er moet wel steeds rekening gehouden worden met de minimale buigradius van de verwarmingsleidingen om het dichtknikken ervan te vermijden.
6. ELEKTRISCHE VLOERVERWARMING
Dit droge systeem is niet zozeer bedoeld als hoofdverwarmingssysteem, maar eerder als extra verwarming voor ruimtes die niet altijd verwarmd moeten worden. Indien ze gebruikt worden, heb je een vlugge verwarming dankzij de snelle reactietijd van het systeem. De installatie verloopt met matten, kabels of foliesystemen.
7. INGESLEPEN VLOERVERWARMING
Hierbij frees je sleuven in de bestaande chape. In de sleuven kan je dan de verwarmingsbuizen inwerken. De buizen liggen dan extreem dicht bij de afwerkingslaag, waardoor de vloer heel snel kan opwarmen.
AANDACHTSPUNTEN BIJ DE PLAATSING
WAAR WIL JE CIRCULATIENETWERKEN?

Je wil nét die plaatsen verwarmen waar je het meest tijd in doorbrengt, de leefruimtes; woonkamer, keuken, de hal en het toilet ... Het is dus een kwestie van comfort, maar voor de prijs hoef je het zeker niet laten om extra ruimtes te voorzien, omdat het uiteindelijk louter een kwestie is van extra plastic buizen leggen. Daar zit de kost niet.
Let wel: hoe groter je circuits zijn, hoe meer rendement je uit de collector moet kunnen halen. Logischerwijze ga je ruimtes zoals de garage, het berghok enzovoort niet voorzien van verwarming. Vergeet ook niet dat de collector zelf ook al enige warmte zal afgeven in de ruimte waar hij is geïnstalleerd. Een berghok waar al enkele diepvriezers staan, is dus geen strategische keuze omdat de diepvriezers dan extra energie moeten verbruiken om hun koeltemperatuur op peil te houden.
Het is overigens niet enkel voor de prijs dat je het niet moet laten om bepaalde ruimtes te voorzien van vloerverwarming. Het heeft een trage opwarmingstijd dus als bijvoorbeeld de gang niet verwarmd is en de deur blijft even openstaan, dan zal het lang duren voor de kamer weer op volle temperatuur is.
Je krijgt dus een optimale verwarming als je alle zones binnen de bouwschil, waarin er verkeer is (hal, gang, berging, toilet,...), te voorzien van vloerverwarming (en voor de prijs moet je het niet laten).
AFWERKINGSLAAG

Vloerverwarming beperkt de keuze van afwerking van je vloer niet. Je kan dus veel kanten op. Onthou wel dat tegels warmte goed doorlaten en ook wel wat langer opslaan. Bij tegels moet je ook uitzettingsvoegen voorzien, je moet ontkoppelen bij grote tegels en je mag je tegels niet geschrankt plaatsen.
Sommige natuursteensoorten kunnen minder goed om met het continu opwarmen en afkoelen, waardoor ze makkelijker kunnen barsten. Massief parket vraagt, afhankelijk van de dikte van de planken, een langere opwarmtijd. Hout houdt de warmte ook meer tegen dan andere vloerlagen, zodat het langer duurt om de ruimte op te warmen.
UITZETTEN EN KRIMPEN

Bij overlappende delen, zoals het verlopen van de topvloer van tegel naar parket, dient er telkens een uitzetvoeg aanwezig te zijn. Bij een tegelvloer zorg je ervoor dat de tegels die naast de muur worden gelegd, geen lijm aan de randen krijgen. Zorg voor een speling van 2 à 3 mm.
Zo kan het gelijmde oppervlak nog wat speling krijgen bij het uitzetten en vermijd je dat de tegels barsten. Ook bij houten vloeren en laminaatvloeren voorzie je sowieso een uitzetvoeg tussen vloer en muur.
VLAKKE ONDERGROND

De ondergrond moet steeds vlak zijn. Bij gespoten pur als isolatielaag dien je eerst te schuren en te egaliseren om de nodige vlakheid te bekomen.
ONDERHOUD
Op het vlak van onderhoud hoef je je weinig zorgen te maken. Om de een à twee jaar moet je weliswaar je verwarmingsbron – ketel, warmtepomp ... – laten inspecteren door een vakman. Het risico op lekken is haast onbestaande; de buizen zitten in je chape of onderstructuur ingewerkt.
Na plaatsing volgt er altijd een controle op lekkage met behulp van een druktest met perslucht. Mocht er dan een lek zijn, dan wordt dat opgespoord en meteen vervangen. Het waterleidingcircuit is een gesloten systeem, een spoeling ervan is mogelijk, maar hoogst uitzonderlijk.