Waarom 'inheems' niet altijd het beste antwoord is
In gesprek met Erik Truyers (Advanta)

De discussie over het gebruik van inheemse versus uitheemse planten in onze ecosystemen woedt al geruime tijd. Voorstanders van inheemse beplanting benadrukken het belang van het ondersteunen van lokale biodiversiteit en het creëren van habitats voor inheemse fauna. Anderen pleiten voor een meer pragmatische aanpak, waarbij ook uitheemse soorten met ecologische meerwaarde een plaats kunnen krijgen. Om dieper in dit complexe vraagstuk te duiken, ging GardenPro in gesprek met Erik Truyers, Sales & Product Manager België bij Advanta.

Containerbegrip
"Kan je mij een heldere definitie geven van het begrip 'inheems'?" Het antwoord op deze schijnbaar eenvoudige vraag blijkt verrassend complex. "Er wordt onmiskenbaar veel gesproken over de scheidslijn tussen inheems en uitheems, maar een eenduidige, algemeen aanvaarde omschrijving ontbreekt", vertelt Truyers. "We kunnen het eigenlijk vergelijken met de term 'bio', nog zo'n containerbegrip zonder uniforme definitie, maar waarbij menig individu wel een concrete associatie heeft. Ook de interpretatie van 'inheems' varieert sterk naargelang de context en de personen die de term hanteren. Zelfs binnen de wetenschappelijke gemeenschap en natuurbeschermingsorganisaties bestaat hierover geen unanieme consensus."
Hij illustreert de complexiteit van de term aan de hand van een treffende, persoonlijke anekdote. "Mijn grootvader, een mijnwerker, bracht fossielen mee van planten die miljoenen jaren geleden in Limburg groeiden, maar inmiddels verdwenen zijn. Zijn die dan per definitie inheems?" Het doet de vraag rijzen: waar trekken we überhaupt de grens tussen wat inheems en uitheems is?
Meer dan een momentopname
Gezien deze moeilijkheid om het begrip ‘inheems’ eenduidig af te bakenen, stelt Truyers voor om onze aandacht te verleggen naar de natuurlijke processen an sich. “De natuur heeft nooit stilgestaan. Ze is altijd in beweging geweest, lang voordat de mens zich geroepen voelde om in te grijpen. De voortdurende verschuiving van soorten doorheen de verschillende geologische tijdperken – van oerwouden tot onze huidige ecosystemen – illustreert dat treffend. Het star vasthouden aan een momentopname van wat als ‘inheems’ wordt beschouwd, lijkt mij dan ook een kunstmatige constructie.”
Recente ontwikkelingen in onze directe leefomgeving bevestigen zijn standpunt. "De massale sterfte van fijnsparren door de letterzetter (Ips typographus) en het verdwijnen van de iep door insectenziektes zijn natuurlijke processen die de kwetsbaarheid van onze zogenaamd ‘inheemse’ soorten blootleggen. Klimaatverandering speelt hierbij een significante rol, met droogte en veranderende weersomstandigheden die de natuurlijke orde onder druk zetten en tot verandering leiden. Dergelijke gebeurtenissen kunnen we niet voorspellen of voorkomen. Ondanks alle kennis en goede intenties van de mens, blijft het uiteindelijk de natuur die de toon aangeeft." Zijn conclusie is dan ook glashelder: "Werk samen met de natuur, ga haar niet tegen. Die strijd win je nooit."

NEO-INHEEMSE SOORTEN
In de discussie over inheemse versus uitheemse beplanting duikt steeds vaker de term 'neo-inheems' op. Men doelt hierbij op soorten die recent in een gebied werden geïntroduceerd, vaak door menselijk toedoen, maar zich succesvol hebben gevestigd en (nog) geen negatieve impact hebben op de inheemse natuur. Volgens Truyens is de term een poging om de strikte scheiding tussen 'inheems' en 'uitheems' te nuanceren.
"'Neo-inheems' is in feite een door de mens bedachte term om een bewustzijn te creëren dat verandering noodzakelijk én mogelijk is", legt hij uit. "Het erkent dat soorten zich in de loop der tijd verspreiden, vaak geholpen door menselijke activiteit, en dat sommige van deze 'nieuwe' soorten inmiddels een waardevolle rol in onze ecosystemen kunnen vervullen."
'Eigen volk eerst'-politiek

Critici zoals Truyers wijzen op de radicale manier waarop sommigen omgaan met de termen 'inheems' en 'uitheems', waarbij een strikte, onbuigzame interpretatie van soortenlijsten wordt gehanteerd die slaafs moet worden opgevolgd. Steeds meer stemmen, zowel binnen als buiten natuurorganisaties, pleiten echter voor een meer pragmatische aanpak. "De centrale vraag die dan moet worden gesteld: welke niet-inheemse soorten kunnen op een verantwoorde wijze in onze ecosystemen integreren zonder de bestaande biodiversiteit significant te schaden? Voorbeelden die in dit kader vaak worden genoemd, zijn de Italiaanse moseik, de Noorse esdoorn en de zwarte walnoot. Deze exoten lijken het potentieel te bezitten om zich in te passen zonder de inheemse flora en fauna in gevaar te brengen."
"Onze obsessie met 'puurheid' op basis van herkomst lijkt blind te zijn voor de ecologische realiteit"
De dogmatische afwijzing van alle niet-inheemse soorten werpt bovendien enkele fundamentele ethische dilemma's op. Het hanteren van een absolute grens impliceert immers een vorm van biologische uitsluiting, een principe dat haaks staat op de inclusieve waarden die we in de menselijke samenleving nastreven. "Is het moreel consistent om in de natuur een strikte 'eigen volk eerst'-politiek te voeren ten opzichte van andere levensvormen? Neem de Amerikaanse eik, inmiddels een geassimileerde burger van onze bossen en parken, die onderdak en voedsel verschaft aan vele 'autochtone' diersoorten. Onze obsessie met 'puurheid' op basis van herkomst lijkt blind te zijn voor de ecologische realiteit en de waarde die sommige 'vreemde' soorten inmiddels hebben verworven."
Ecologisch versus economisch
Een vergelijkbaar knelpunt doet zich voor bij de selectie van bloemenmengsels, bijvoorbeeld voor bloemenweides. "Er wordt soms zelfs gepleit voor streekgebonden inheemse soorten. Hoewel ik de achterliggende filosofie begrijp, stel ik me soms kritische vragen bij de beweegredenen. Worden deze beslissingen ingegeven door ecologische of economische belangen? Gaat het hier werkelijk om natuurontwikkeling, of primeren de belangen van een commerciële niche?"

Truyers wijst onder meer op het voorbeeld van eenjarige bloemenmengsels. Volgens diverse universiteiten zijn dit ware "all-you-can-eat"-buffetten voor insecten, de meest veelzijdige leveranciers van stuifmeel, wat in deze tijden van alarmerende insectensterfte toch van levensbelang zou moeten zijn. En toch mogen deze mengsels vaak niet worden ingezet door overheden die halsstarrig vasthouden aan het principe van uitsluitend inheemse bloemen. De erkende ecologische meerwaarde voor dergelijke bestuivers wordt zo straal genegeerd. "We zeggen dat er een probleem is, we hebben een oplossing", verzucht Truyers, "maar omdat het niet past in het conservatief hokje 'inheems', wordt het geweerd. Bedrijven zoals Advanta spelen hierop in met mengsels die specifiek zijn ontwikkeld om bestuivende insecten te ondersteunen én die breed inzetbaar zijn op verschillende bodemtypes en onder diverse klimaatomstandigheden, zonder de ecologische balans te verstoren."
Wetenschappelijk onderbouwde benadering
Tegelijkertijd nuanceert Truyers zijn pleidooi voor openheid door nadrukkelijk te wijzen op de reële dreiging die soms uitgaat van invasieve exoten. "Soorten als de Amerikaanse vogelkers en de beruchte Japanse duizendknoop vormen schoolvoorbeelden van planten die zich ongecontroleerd verspreiden en ernstige verstoringen in onze inheemse ecosystemen veroorzaken, ten koste van de lokale biodiversiteit. Hier is degelijk, gedegen onderzoek en gerichte actie absoluut noodzakelijk", benadrukt Truyers. Zijn pleidooi voor een meer open blik op niet-inheemse soorten mag dan ook geenszins worden gezien als een vrijbrief voor het lukraak introduceren van nieuwe planten. "Integendeel, ik pleit vurig voor een rationele en wetenschappelijk onderbouwde afweging, waarbij de potentiële risico's en voordelen van elke soort zorgvuldig in kaart worden gebracht."